Flamingo’s hebben een lengte van 140 tot 175 centimeter, inclusief kop en de nek. Zoals bij veel andere dieren zijn de mannetjes groter dan de vrouwtjes. De ogen zijn klein en hebben een lichtgele kleur. Flamingo’s staan vaak op één poot en bij voorkeur in het water. Met één poot in het water koelen ze hun lichaam af, maar met twee poten in het water zouden ze te veel lichaamswarmte verliezen. Flamingo’s hebben bijzonder lange poten en een bijzonder lange hals. Het zijn echte voedselspecialisten die met een bijzonder filtermechanisme in hun snavel klein voedsel uit het water weten te filteren. Zij leven veelal rond zoutmeren, waar zij vaak het rijk alleen hebben. Het voedsel van flamingo’s verschilt van soort tot soort. Grotere flamingo’s eten meestal kreeftachtigen, weekdieren en wormen terwijl de kleinere flamingo’s vooral microscopisch kleine algen eten.