Kenmerken Volwassen mannetjes zijn geelgroen met een zwarte kruin en kin, de rug is geelgroen zwartgestreept. De buik heeft in tegenstelling tot de groenling een duidelijk onderbroken gestreept uiterlijk. De streep achter het oog en de stuit zijn geel. De gevorkte staart is zwart met geel aan zijden. De vleugelheeft een gele vleugelstreep. De lengte van kop tot staart is ongeveer 12 centimeter. Het volwassen vrouwtje is veel minder geelgroen en de onderzijde is lichter en meer gestreept, de kop heeft geen zwart. Ze leven meestal in groepjes, de sijs heeft een korte golvende vlucht. Een troepje maakt een warrelende indruk. De sijs zoekt voedsel op de mezenmanier, en hangt dikwijls ondersteboven. Hij slaapt soms ook zo. Hij eet zaden van naaldbomen, elzen, berken en andere bomen, knoppen en insecten. In broedtijd naaldbossen met veel sparren, maar ook in gemengde bossen en parklandschap. In de winter vooral in elzen. De sijs is in Nederland het hele jaar te zien. Buiten het broedseizoen (midden september tot april) is het een doortrekker en wintergast in soms zeer groot aantal.