Kenmerken
De waterspreeuw bereikt een lengte van 17 à 20 cm. Ze zijn compact gebouwd, met sterke poten en een korte staart die soms wat opgezet is. Het verenkleed is waterafstotend en donker, maar heeft een witte borst. De keel is wit. De ogen van de soort zijn afgeschermd met een transparant membraan, dat als een soort “duikbril” fungeert. Waterspreeuwen gebruiken hun vleugels om onder water te zwemmen en kunnen over de bodem lopen. Ze kunnen ook aan de oppervlakte zwemmen. Zoekt zijn voedsel tussen kiezels op de bodem van rivieren en beken. Jaagt vooral op ongewervelden, zoals larven van haften, steenvliegen en schietmotten. Deze ongewervelden komen voor in de snelstromende gedeelten van rivieren, waar de temperatuur lager is en het zuurstofgehalte hoger. In berggebieden zijn rivieren vaak ondieper, wat voor waterspreeuwen gemakkelijker is om te jagen.
Het verspreidingsgebied van de waterspreeuw is erg gefragmenteerd en is beperkt tot de bergachtige gebieden van Europa, Azië en het noordwesten van Afrika. Binnen de West-Palearctische zone is het de enige soort uit de familie der waterspreeuwen.
Cinclus cinclus cinclus (Zwartbuikwaterspreeuw) Broedt in Centraal-Frankrijk, het noordwesten van Spanje, Corsica, Sardinië, Fennoscandinavië en de Russische Oblast Kaliningrad. In de twee laatstgenoemde gebieden vertoont de soort ’s winters vaak trekbewegingen in zuidwestelijke, zuidelijke en zuidoostelijke richting (meestal enkele honderden kilometers). Beide vogels zijn gefotografeerd in Nederland, waar het het dwaalgasten zijn.